Deze stichting helpt arbeidsmigranten die werk- en dakloos werden. ‘Ik ga drinken, want ik verveel me’

Bij Barka in Polen krijgen de bewoners drie maaltijden per dag.

Foto Marcin Sudak

Reportage

Daklozen De Poolse stichting Barka helpt ook in Nederland Oost-Europese arbeidskrachten die kwamen om te werken maar hier dakloos raakten. „Ik jat iets, gebruik drugs en dan ga ik naar bed.”

Met grote passen stormt een lange blonde Poolse jongen een doorsnee hoekwoning in een Utrechtse woonwijk binnen. „Verdomme, wat is het hier heet”, vloekt hij in het Pools zodra hij neerploft op een grauwe bank. Achter hem komen nog twee mannen aangesukkeld. Eén met een blauw oog, de ander met tientallen infectiewondjes op zijn lichaam. Daarachter een oudere man, een Griek, die scheel kijkt en in de deuropening blijft staan.

„Ik heb een paspoort nodig”, zegt de blonde jongen, die 24 jaar is en Maciej heet (geen van de gesproken dakloze arbeidsmigranten wil met achternaam in de krant). „Voor werk.” En wat spulletjes, gaat hij verder. „Onderbroekjes. Tandpasta. Een tandenborstel.”

Een paar minuten later staan Maciej en zijn vrienden alweer buiten. Hij heeft een plastic tasje met de gevraagde spulletjes in zijn ene hand en trekt met zijn andere een halve liter blik bier open. „Nee, nee, nee, heren”, roept Mieszko Pospiech in het Pools terwijl hij naar buiten snelt. „Hier niet drinken.”

Het is een dinsdagochtend midden in de zomer van 2022 en de werkdag voor Mieszko Pospiech, een van de coördinatoren bij Stichting Barka, is net begonnen. Hij heeft al twee beschonken Roemeense mannen de deur gewezen en een Poolse vrouw geholpen met een aangifte die ze wilde intrekken. Haar vriend heeft haar geslagen, dat staat op het formulier, maar die beschuldiging moet Pospiech voor haar ongedaan maken. En nu Maciej en zijn vrienden.

Pospiech zucht en neemt een slok oploskoffie. Hij veegt nog maar eens door zijn dikke zwarte haar. „Dit is wat we doen”, zegt hij.

Sinds 2012 helpt de Poolse stichting Barka dakloze arbeidsmigranten in Nederland. Het hoofdkwartier is een rijtjeshuis in de Utrechtse Vogelenbuurt. Drie dagen per week houdt Barka spreekuur en melden zich in de smalle straat doorlopend arbeidsmigranten bij de drie Pools-Nederlandse medewerkers. De deuren van het kantoortje staan open voor wie maar komen wil. Op de andere dagen van de week gaat het werk door: op straat, in de gevangenis, in de daklozenopvang en via de telefoon.

Het probleem is volgens Barka dat het Nederlandse systeem niet goed berekend is op arbeidsmigranten die dakloos worden en in de meeste gevallen verslaafd zijn

De mensen die hulp willen komen uit Polen, Roemenië, Hongarije, Bulgarije of de Baltische Staten. Ze kwamen allemaal ooit naar Nederland om geld te verdienen, met tomaten plukken, vlees snijden of pakketjes sorteren. Maar de droom van goed geld verdienen in het buitenland is aan diggelen. Ze staan op straat in een land waar ze de taal niet spreken en de weg niet kennen. Een land met een arbeidsmarkt die sterk afhankelijk is van Oost-Europese migranten – waardoor ook grote groepen kwetsbare mensen van daar naar hier komen. En als het misgaat, als ze in Nederland op straat komen te staan, is het mede door een gebrekkig vangnet bijna onmogelijk om nog op te krabbelen.

Het probleem is volgens Barka dat het Nederlandse systeem niet goed berekend is op arbeidsmigranten die dakloos worden en in de meeste gevallen verslaafd zijn. De daklozenopvang heeft vaak geen plek voor hen, verslaafden die geen Nederlands of Engels spreken worden nauwelijks geholpen en ze hebben minder vaak recht op sociale bijstand dan Nederlanders. En dan verschilt de aanpak van gemeenten ook: de ene gemeente helpt dakloze arbeidsmigranten wel, de andere wijst ze de deur.

In dat gat springt stichting Barka. Eén van hun taken, waarvoor ze met Nederlands belastinggeld worden gefinancierd, is Oost-Europeanen die op straat zijn beland te begeleiden bij de terugkeer naar hun vaderland. In 2021 kreeg Barka in Nederland zo’n 2 miljoen euro aan subsidies, zo blijkt uit het laatste jaarverslag; geld dat voornamelijk wordt opgehoest door Nederlandse gemeenten.

Naar schatting leven er duizenden arbeidsmigranten op de Nederlandse straten. Dat komt meestal door de manier waarop uitzendbureaus in Nederland werken. Ze werven mensen uit EU-landen in Oost-Europa voor werk dat Nederlanders niet willen doen. Het uitzendbureau regelt een huis en een baan. Word je ontslagen, dan ben je binnen een paar dagen dakloos, want het uitzendbureau is vaak ook de huisbaas. Misstanden worden weinig gemeld, omdat arbeidsmigranten vaak geen Nederlands spreken en niet weten welke rechten ze hebben. Als ze eenmaal op straat belanden, kunnen ze niet gedwongen worden terug te keren naar het land van herkomst; het zijn Europeanen die vrij door het continent mogen reizen. Maar opvang is er in gemeenten vaak weer alleen voor daklozen met een Nederlands paspoort.

NRC volgde Stichting Barka bijna een jaar en liep mee tijdens hun straatwerk in Utrecht, bezocht de spreekuren, daklozenopvangen, een psychiatrische crisisopvang, het ziekenhuis, een gevangenis en ging uiteindelijk ook naar het Poolse gehucht Chudobczyce, waar de Poolse daklozen vanuit Nederland worden opgevangen.

Tentjes en bosjes

Het is een donderdagmiddag in september. Na de tropische temperaturen van de zomer zijn de onweersbuien die net over de stad zijn getrokken een verfrissende afwisseling. De regen maakt het werk van straatwerker Marek Kania van Barka wel ingewikkelder: het helpt om af en toe door Utrecht te trekken en onder een brug, in tentjes of in bosjes praatjes aan te knopen met de mannen die hij inmiddels allemaal wel kent, maar het regent, dus hij ziet niemand op straat.

Marek loopt naar de daklozenopvang van het Leger des Heils, aan de Nieuwegracht. De sfeer is er rustig. Aan de zijkant liggen mensen te slapen in stoelen, er staat een computer, er is gratis brood, soep en koffie.

Ineens ziet hij Maciej. Hij kan niet werken, vertelt hij. Zijn hand is helemaal opgezwollen. „Voel maar”, zegt hij. „Mijn knokkels zijn net kussentjes.” Het is het resultaat van een vechtpartij in de daklozenopvang.

Maciej heeft nog niet genoeg op z’n flikker gekregen van de straat

Marek straatwerker

Maar Maciej maakt zich geen zorgen. „Als ik een paspoort krijg, dan ben ik binnen een week weer aan het werk en komt alles goed.”

Marek, die zelf dertig jaar op straat leefde in Polen en verslaafd was aan de drank, schudt zijn hoofd als Maciej eenmaal uit het zicht is. „Hij heeft nog niet genoeg op z’n flikker gekregen van de straat”, zegt hij. „Het straatleven trekt hem nog te veel.”

Oud-verslaafden die verslaafden helpen. Het is, platgeslagen, sinds 1989 de filosofie van Barka (‘boot’ in het Pools). In dat jaar nam het Poolse psychologenkoppel Tomasz Sadowski en Barbara Sadowska vijftien daklozen op in hun grote huis in het West-Poolse gehucht Wladyslawowo, waar ze samenleefden met hun patiënten en drie dochters. Ze wilden de mensen op een andere manier helpen dan gebruikelijk was in het Polen van die tijd: ze niet alleen medicatie geven, maar ook persoonlijke aandacht. Waren de patiënten eenmaal van hun verslaving af, dan konden ze andere verslaafden helpen.

In de keuken van de opvang in het Poolse Chudobczyce: een bewoner die onlangs vrijkwam na een gevangenisstraf van drie jaar. Een andere bewoner leefde zes jaar in Den Haag, had allerlei baantjes, maar werd slecht ter been en raakte daarna werk- en dakloos.
Foto’s Marcin Sudak

Inmiddels zijn er twaalf opvangplekken in Polen, voor zo’n vijfhonderd mensen in totaal.

Maar Barka groeide pas echt toen er in 2006 een vraag kwam uit het Verenigd Koninkrijk, vertelt Maria Sadowska (36), een van de dochters van de oprichters, zij runt nu Barka in Polen. „De stad Londen vroeg of we Poolse daklozen konden komen ophalen. Mijn vader antwoordde dat Barka geen transportbedrijf is dat het vuilnis van anderen ophaalt.” Het alternatief beviel beter: een kantoor in de Britse hoofdstad openen. Daar gingen ‘leiders’, mannen die jarenlang verslaafd waren en bij Barka afkickten, samen met kenners van de lokale taal en bureaucratie – vaak Poolse vrouwen – op pad.

De gesprekken, aandacht en zorg bleken effect te hebben: binnen drie jaar gingen van de zesduizend Poolse daklozen in Londen tweeduizend terug naar Polen. Daar werden ze geholpen met afkicken en kregen ze therapie, om ze langzaam terug te laten keren naar het ‘normale’ leven. Het concept was zo succesvol dat andere landen Barka ook vroegen te komen. Inmiddels heeft de stichting kantoren in IJsland, Ierland, Canada, Duitsland en sinds 2012 in Nederland, waar ze het grootst zijn, met twee kantoren: in Utrecht en Eindhoven. Van alle in het buitenland dakloos geraakte Polen die weer naar hun eigen land terugkeren, komt 80 procent uit Nederland. De Poolse daklozen hebben het hier zwaarder dan hun Nederlandse lotgenoten, zien de medewerkers van Barka, doordat de regels en het vangnet in Nederland gericht zijn op Nederlanders of mensen die Engels spreken.

Het is een van de redenen waarom een terugkeer naar Polen of Roemenië vaak ook in het belang van de arbeidsmigrant is. Daar gaat vaak maanden van begeleiding aan vooraf, die gecoördineerd wordt vanuit het Utrechtse kantoortje. Het gaat om het regelen van beltegoed, hulp bij het zoeken van nieuw werk, cv’s uittikken of bellen met de gemeente voor nachtopvang – wat in de meeste gemeenten eigenlijk alleen maar lukt als het vriest. Op straat sporen medewerkers nieuwe dakloze arbeidsmigranten op, ze bezoeken de daklozenopvang en gaan regelmatig naar de gevangenis.

Gevangenis

Een beetje onderuitgezakt zit Piotr (32) aan tafel. Niet uit verveling, maar omdat de ruim twee meter lange man uit het Zuid-Poolse stadje Knurów anders niet met zijn benen onder de tafel past in een krap, kaal kantoortje met een systeemplafond van de gevangenis Klein Bankenbosch in Veenhuizen.

Piotr is opvallend open. Dat komt vooral door Barka-medewerker Andrzej, een kleine kale man van 67 die Piotr met zijn fonkelblauwe ogen doordringend aankijkt. Andrzej zat zelf twintig jaar in de gevangenis in Polen en leefde daarna zeven jaar op straat. Nu reist hij voor Barka Europa door om in gevangenissen met landgenoten in gesprek te gaan.

Piotr zucht nog maar eens. „Na de dood van mijn moeder ging mijn leven over de kop.”

In deze gevangenis zitten vooral veelplegers: ze hebben de afgelopen vijf jaar minimaal drie veroordelingen gehad voor ten minste tien strafbare feiten. Meestal zijn ze verslaafd en hebben ze psychische problemen, waar ze hulp voor krijgen. Piotr zit er voor verschillende diefstallen. Drie jaar geleden kwam hij naar Nederland om voor uitzendbureaus te werken.

Hij begon met drinken toen zijn moeder in 2018 overleed. Zijn vader was er toen allang niet meer. Die hing zich op toen Pjotr zestien was.

Piotr: „Ik houd niet eens van drank, vind alcohol niet lekker. Maar na de dood van mijn moeder begon ik: twintig bier en tien flessen wijn per dag. En dan jatte ik ook nog wodka in de supermarkt. Ja, ik ben een harde.”

Piotr (39) leefde een paar maanden op straat in Eindhoven. Hij jatte alcohol of verzamelde statiegeldflessen, waarmee hij weer wat kon kopen. Het ging van kwaad tot erger: „Ik ging als alcoholist naar Nederland en kwam verslaafd aan de drugs terug.” Foto Marcin Sudak

Er ontstaat een gesprek tussen de twee Polen, tussen de afgekickte en de verslaafde.

Andrzej: „Ik zoop, leefde op straat en toen ik in de gevangenis zat kon ik alleen aan drank denken. Maar nu drink ik al 23 jaar niet meer. En heb ik leren feesten zonder alcohol.”

Piotr: „Ik heb geen alcoholprobleem.”

Andrzej: „Ga in therapie, jongen. Je moet met die duivel, die alcohol is, het gevecht aan. Dat zeg ik uit de grond van mijn hart.”

Piotr: „Ik heb geen hulp nodig. Alleen een jas in mijn maat, want die hebben ze hier niet.”

Andrzej: „Ik heb werk en een woning, vriend. Dáár heb ik nu een leven opgebouwd.” Hij wijst over de gevangenismuren heen.

Piotr: „Ik had dat ook. Werk, een vriendin, een woning. Ik had alles.”

Andrzej: „En dat heb je opgezopen.”

Piotr: „Als alcohol legaal is, waarom zou ik het dan niet gebruiken?”

Andrzej: „We duimen voor je. Ik probeer een jas voor je te regelen.”

Als Piotr de deur uitstapt zucht Andrzej. „Ik ben het bewijs dat mensen zoals Piotr van hun verslaving af kunnen komen. Maar het was mij niet gelukt zonder de hulp van anderen.”

Al snel is hij in gesprek met de volgende gevangene, Krzystof (52), klein en schuchter. „Ik wil na acht jaar in Nederland wel terug naar Polen”, zegt de arbeidsmigrant die binnenkort vanwege zijn herhaaldelijke veroordelingen voor diefstallen verplicht teruggestuurd wordt en de komende vijf jaar Nederland niet meer in mag. „Maar ik heb niet echt familie daar. Ik wil niemand lastigvallen met mijn problemen. En al mijn vrienden zijn drinkbroeders.”

Andrzej: „Je kunt bij Barka komen. Het voelt als een familie. Barka helpt je met je schulden.” Hij geeft Krzystof een papiertje met een telefoonnummer erop. „Het is aan jou”, zegt hij streng. „Jouw leven is in jouw handen. Maar jij gaat alleen functioneren als je een dak boven je hooft hebt, op straat maak je geen kans.”

In 2021, het jaar waarvan de meest recente cijfers bekend zijn, keerden via de Nederlandse afdeling van Barka ruim achthonderd daklozen terug naar hun geboorteland. Het is een fractie van de 750.000 arbeidsmigranten die Nederland naar schatting telt. Sommige sectoren van onze economie kunnen alleen bestaan door laagbetaalde arbeid uit Oost-Europa. Tegelijkertijd leidt dat tot soms mensonterende situaties: Oost-Europeanen die opgepropt in krotten van huizen wonen. Uitzendkrachten die mishandeld worden. Werknemers die overuren maken zonder daar fatsoenlijk betaald voor te worden.

De commissie-Roemer kwam in 2020 met vijftig aanbevelingen om de omstandigheden van arbeidsmigranten te verbeteren, zoals het loskoppelen van het huur- en arbeidscontract en betere registratie van arbeidsmigranten. Er gebeurde nauwelijks iets mee. De Algemene Rekenkamer en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld stelden dat er in Nederland een gebrek aan urgentie was om erbarmelijke omstandigheden waarin honderdduizenden arbeidsmigranten wonen en werken aan te pakken.

Een van de oudste bewoners, inmiddels elf jaar nuchter. Foto Marcin Sudak

Misschien was het wel veelzeggend dat de aandacht voor de situatie van Oost-Europese werknemers in Nederland tijdens de coronacrisis het grootst was. Pas toen het te dicht op elkaar leven in uitgewoonde krotten een direct gezondheidsgevaar opleverde voor de rest van Nederland werd het een politiek thema.

De situatie van dakloze arbeidsmigranten, zegt Barka-coördinator Mieszko Pospiech, vertelt ons iets over het systeem. Vaak werkt dat gewoon goed: de arbeidsmigrant verdient meer dan in zijn of haar vaderland en de Nederlandse werkgevers krijgen de arbeidskrachten waar ze zo behoefte aan hebben. Maar, zegt Pospiech, het type werk trekt ook kwetsbare – en soms al verslaafde – werknemers aan, die hopen dat een vertrek naar het buitenland al hun problemen oplost. En dat het met die groep misgaat, kan geen verrassing zijn.

Ook in de gevangenis zijn arbeidsmigranten een vergeten groep. „Er is in Nederland een gebrek aan taalspecialisten voor therapie aan verslaafden”, zegt Ewa Sykula, een Nederlands sprekende medewerker van Barka. „Daarom krijgen alleen Nederlands of Engels sprekende gevangenen hulp bij hun verslaving – vaak zijn dat niet onze jongens.” Een ander groot probleem is dat het vastzittende arbeidsmigranten vaak ontbreekt aan perspectief. „Een Nederlander loopt na zijn straf bij de Reclassering, krijgt financiële ondersteuning en mogelijk een sociale huurwoning”, vertelt Sykula. „Onze mensen hebben daar geen recht op en belanden na hun straf meteen weer op straat.”

Koppig en te trots

Hoe krijg je mensen terug naar Polen, waar ze beter geholpen kunnen worden? Dat is de vraag waarop Barka-medewerkers een antwoord proberen te vinden. Koppigheid speelt soms een rol, zegt medewerkster Beata, terwijl ze in de herfst met Maciej naar het ziekenhuis gaat om te tolken bij een onderzoek naar zijn gezwollen hand. Maar trots ook: familieleden denken vaak dat iemand het in Nederland heeft gemaakt. Een terugkeer is een afgang.

Beata denkt dat het voor Maciej het beste is terug te gaan. Maar ook dat daar nog lang geen sprake van is. Hij moet het zélf gaan zien, zegt ze.

Je doktersrecept is dat je tijdelijk niemand mag slaan

Beata Barka-medewerker

In het Diakonessenhuis blijkt dat er niks gebroken is. Maciej zal de pijn van zijn hand moeten verdragen, tot het vanzelf over gaat. „Het enige recept dat je krijgt is dat je tijdelijk niemand meer mag slaan”, zegt Beata grappend, maar met serieuze ondertoon.

Eenmaal uit het ziekenhuis vertelt Maciej over zijn leven. Dat hij ruim een half jaar geleden naar Nederland kwam, werkte bij uitzendbureaus, kamers schoonmaakte in hotels, maar op een gegeven moment ontslagen werd. Naar eigen zeggen omdat hij geen identiteitsdocumenten had. „Die zijn verbrand in een gebouw waar ik sliep.” En toen zijn geld op was, belandde hij op straat. Maar ook vertelt hij dat hij in Polen al een gevangenisstraf heeft uitgezeten vanwege diefstal, en ook daar thuisloos was en van hotel naar hotel trok.

„Ik ben nu acht maanden in Nederland, waarvan zes op straat”, zegt hij, terwijl hij zijn ogen dichtknijpt vanwege de felle zon. „Elke dag word ik wakker en weet ik dat deze dag weer hetzelfde wordt als alle andere: ik ga drinken, want ik verveel me. Ik jat iets, gebruik drugs en dan ga ik naar bed. Of wat we een ‘bed’ noemen, we slapen op karton onder een brug. Het is nu nog oké, vanwege het weer.”

Over een week heeft hij een gesprek op de Poolse ambassade in Den Haag om een nieuw paspoort aan te kunnen vragen. Hoe hij in Den Haag komt, zonder geld? Barka koopt een treinticket voor hem. Het reisdocument ziet hij als de sleutel naar succes. „Als ik een paspoort heb, kan ik weer werken”, zegt hij maar weer eens.

Want terug naar Polen wil hij niet. „Wat moet ik dan tegen mijn moeder zeggen?” Zelfs voor zijn zoontje van bijna vijf wil hij niet terugkeren. Waarom niet? Maciej zwijgt.

Zie je wel, zegt Beata: schaamte is misschien wel het grootste probleem van de Oost-Europese daklozen in Nederland. „Ze komen hier om geld te verdienen en keren verslaafd, dakloos en zonder geld terug. Dat wil niemand.” Ze zou het Maciej zo gunnen, zegt ze. Omdat ze wéét dat hij er iets aan gaat hebben.

Gebroken Nederlands

Aan de rand van een klein gehucht in Polen, zo’n 70 kilometer ten westen van de stad Poznan, werpen twee enorme grijze flats een schaduw over het dorp. De gebouwen, tijdens de communistische periode in Polen bedoeld als woning voor werknemers van het vroegere staatslandbouwbedrijf, vallen volledig uit de toon bij het dorpje met zo’n tien huizen. Hier wonen 92 Poolse voormalige daklozen, van wie de helft op straat heeft geleefd in Nederland.

Als de avond valt, klinkt er gebroken Nederlands in een bovenkamertje van een van de twee flats. Vijf mannen vertellen waar het misging. „Ik drie jaar Nederland. Voor paar maanden ik leven aan de straat”, zegt Damian (35), die een trui draagt van een Nederlands uitzendbureau. „Ik drinken too much”, zegt Krzystof (48), daarom was „mijn life niet easy.”

Een bewoner voor een van de flats van Barka in Polen. Foto Marcin Sudak

De voormalig arbeidsmigranten hebben gemillimeterd haar, gebruinde hoofden, vaak een slecht gebit. De geur van goedkope deo vult het kamertje. Ze hebben allemaal hetzelfde verhaal: ze kwamen voor werk naar Nederland, waren al of raakten er verslaafd aan alcohol en drugs, verloren hun baan en daarna hun woning.

Dat leven op straat vonden ze lange tijd fijn, vertelt Piotr (39) in het Pools. Een stevige jongen met een zwarte montuurbril. „Ik heb drie of vier maanden op straat geleefd in Eindhoven. En dat leven is makkelijk. Alcohol kon je met gemak jatten, of je verzamelde wat statiegeldflessen en dan had je weer geld. Als je onder invloed bent, heb je niet veel nodig.”

„De straat trekt, kurwa”, beaamt Lukasz (38), die al vanaf zijn zestiende drinkt en ook in Eindhoven op straat leefde.

„Eén keer ben ik van Venlo naar De Lier gefietst, dat is meer dan tweehonderd kilometer, op één dag”, zegt Piotr. „Met in één fietstas reparatiespullen voor de fiets en in de andere bier. Dat was mijn brandstof”, lacht hij.

„Een echte Pool”, roepen de anderen.

„Ik was net gescheiden en wilde in Nederland opnieuw beginnen”, gaat Piotr verder. „Maar dat lukte niet helemaal. Ik ging als alcoholist naar Nederland en kwam verslaafd aan de drugs terug. De hoeveelheden drugs die door mijn neus zijn gegaan in Nederland moet je beschrijven in kilo’s.”

Zijn verhaal is gelijk aan dat van honderden landgenoten. Nu en in de toekomst. Eenmaal op straat is het eigenlijk afgelopen, beaamt iedereen. Piotr: „Op straat word je vies en dan lukt werken niet meer. Ik was een stuk stront, daar in Eindhoven. Ik had budyn”, een soort warme Poolse vla, „in mijn hoofd. Wie wil je dan nog hebben?”

Barka zit sinds 2003 in Chudobczyce, waar ze naast de twee flats ook ruim 450 hectare aan land bezitten. De opgevangen daklozen werken dagelijks op dat land, planten bomen in de omliggende bossen, verzorgen de ruim honderd schapen en varkens of verbouwen groenten in de ecologische tuin. Daarmee verdient Barka geld, waardoor ze de kosten kunnen dekken. In het weekend zijn ze vrij, dan kunnen ze ontspannen in de ‘club’ – de enige in Polen zonder alcohol, grappen de jongens – waar ze kunnen biljarten, fitnessen, computeren of een boek lezen.

De nieuwste aanwas uit Nederland gaat niet meteen aan het werk. Eerst moeten ze twee weken naar een afkickkliniek, daarna volgen tien weken verslavingstherapie. Er zit geen limiet op hun verblijf. Sommige mannen verblijven er een jaar, anderen hun hele leven.

In Chudobczyce werken bewoners in de tuin. Een deel van de gekweekte groenten verkopen ze op een ecologische markt, waardoor de stichting wat geld verdient.
Foto’s Marcin Sudak

Katarzyna Bielezewska, die Barka in Chudobczyce runt, heeft de afgelopen tien jaar de problematiek zien verergeren, vooral onder daklozen die vanuit Nederland terugkeren. „Ze komen nu veel vaker terug met zware drugsverslavingen, waardoor ze psychische problemen hebben. Als land zijn wij niet voorbereid op psychiatrische hulp vanuit drugsverslavingen. Sterker nog, in onze samenleving heerst een taboe rondom psychische hulp.” Soms wenst Bielezewska, die al vijftien jaar voor Barka werkt, dat de stichting de alcoholist van vroeger terugkrijgt.

Ze zegt dat zo’n 30 procent van de mensen die bij Barka terechtkomt uiteindelijk een leven opbouwt buiten de stichting, zonder verslaving, met werk en een woning. De rest valt terug. „Velen drinken hun hele leven en weten niet wat ze moeten doen na hun werk zonder drank. Ze hebben geen passie of vrienden die niet drinken.”

De vijf mannen die NRC willen vertellen over hun tijd in Nederland, doen dat met sterke verhalen, elkaar op hoge toon aanvullend. Maar als de vraag volgt wat hun toekomstdromen zijn, valt het voor het eerst lang stil.

Dan trekt de stille Krzystof (49), die drie jaar in Nederland woonde – „waarvan twee jaar drinkend” – zijn trui uit. „Ik krijg het warm van die vraag. Wat een vraag man, ik zit nu al minuten na te denken en ik weet het echt niet. Ik wil iets bedenken, maar mijn hoofd blokkeert”, zegt hij. „Toekomstdromen hebben wij niet, wel doelen. Zoals niet drinken.”

Altijd, zegt Barka-medewerkster Bielezewska, is er angst. „Progressie vinden ze iets onhaalbaars. Ze zijn bang voor alcohol of drugs. Ze durven niet te dromen.”

Paspoort

Het is eind maart 2023 als NRC nog een keer Barka in Utrecht bezoekt om met Maciej af te spreken. Hij gebruikt minder drugs, lijkt zijn alcoholprobleem onder controle te hebben én heeft inmiddels een paspoort, vertelt Beata van Barka.

Gaat het hem dan toch lukken in Nederland zijn leven weer op de rit te krijgen? Ze aarzelt. „Hij praat veel over werk vinden, maar er gebeurt nog weinig.”

Een uur na de afspraak komt hij aan, op een fiets, met een speaker waarop hij keiharde Poolse rap afspeelt. Meteen bij binnenkomst loopt hij vluchtig langs iedereen en slaat een deur achter zich dicht, zijn gezicht bedekt met een sjaal.

Vijf minuten, een kwartier gaan voorbij. Maciej staat achterin het gebouw, starend naar een muur. Na een gesprekje achter gesloten deuren vertelt Beata dat Maciej vandaag niet wil praten. Hij is verdrietig. Twee vrienden van hem, de Griek en de jongen met de infectiewondjes, vertrekken uit Nederland, licht een vriend van Maciej toe. Dat raakt hem zeer.

Zelf is hij, bijna een jaar nadat NRC hem voor het eerst ontmoette, nog nauwelijks dichter bij een nieuw leven, hier of in Polen. Praten over hoe het met hem gaat wil hij niet meer, zegt Beata. Wel heeft ze nog een boodschap van hem. „Hij wil zich verontschuldigen”, zegt ze zacht.

Fotografie: Marcin Sudak